Door Leonie Linssen
Afgelopen week gebeurde er iets leuks. Of eigenlijk ook weer niet. Ik moest naar Rotterdam voor een zakelijke afspraak, ergens midden in de stad op een drukke plek waar ik niet bekend ben. Dat is dus zoeken.
Mijn spiksplinternieuwe navigatiesysteem begeleidde me moeiteloos naar de plaats van bestemming. Ik parkeerde bij de eerste de beste gelegenheid, keek eens rond waar ik me bevond en ging op zoek naar de parkeermeter. Op de stoep voor een winkel stond een Turk die mij de hele tijd gadesloeg. Ik was op mijn hoede: Wat staat die gozer daar nou te staan. Je zult zien: dadelijk moet ie iets van me. Dacht ik.
De parkeermeter stond voor zijn neus. Ik kon dus niet om hem heen. Ik las de tekst van de parkeermeter. Sjips. Betalen met een chipkaart. Die heb ik dus niet. De man achter mij sprak me aan: Je hebt zeker geen chipkaart? Eh Nee. Kom, ik zal je matsen, sprak hij. Hij kwam naast me staan, opende zijn portemonnee en stopte een chipknip in het apparaat. Tot hoe lang moet je parkeren? Eh eind van de middag. Hij vulde het bedrag aan tot 2 euro 50. Meer kan ik echt niet missen. Ik wilde mijn tas openen om mijn portemonnee te pakken, maar hij hield me tegen. Ik zei toch dat ik je zou matsen. Ik hoef geen geld terug. Ik keek hem verrast aan. Maar hij meende het. Wat lief van je! Wauw. Dank je wel! En ik voelde me meteen schuldig. Want wat als hij mijn allereerste gedachten had kunnen lezen? Ik dacht dat hij me lastig zou vallen. Het tegendeel was echter waar! Mijn angst, of mijn vooroordelen?
Gedachten komen al snel in ons op. Onze gedachten houden we meestal voor onszelf. Ze worden gevormd door een aantal elementen: ons humeur en ons karakter bijvoorbeeld. Maar ook door de ervaringen van het verleden en de manier waarop we de herinnering daaraan inkleuren.
Wat te denken van mijn zwager, die s nachts een lekke band kreeg. Terwijl hij aan het wisselen was stopte er een auto met twee Surinamers die aanboden hem te helpen. Mijn zwager stuurde hen direct weg. Hij kon het echt wel alleen af. In gedachten zag hij zichzelf al beroofd worden. Later vroeg hij zich vol berouw af of hij dergelijke gedachten ook gehad zou hebben als twee Nederlanders hem hulp geboden hadden. En hij schaamde zich achteraf voor zijn gedrag.
Een kennis van me kwam laatst twee donker gekleurde mannen tegen in de bedrijfsparkeergarage. Hé, wat moeten jullie hier? was het eerste wat er spontaan uit zijn mond kwam. Het bleken schoonmakers te zijn. Oeps. Foutje. Maar ja, hij werkt dan ook alleen met blanke autochtonen.
De overeenkomst in deze verhalen is het schaamtegevoel dat we allemaal hadden na onze ontdekking. Via ons onderbewustzijn komen onze gedachten en angstgevoelens als vanzelf omhoog. Omdat we zo geconditioneerd zijn, of omdat we misschien zoveel negatieve verhalen horen in de media. Bovenstaande gebeurtenissen zijn eigenlijk cadeautjes. Omdat ze ons laten zien dat ons onderbewuste niet altijd gelijk heeft. Gelukkig maar.
Hoe zit het met jouw vooroordelen? Hoe geconditioneerd ben jij?