door: Erna van ’t Westeinde. Columniste Erna van ’t Westeinde (40) is getrouwd met Humphrey, zij hebben een zoon Tristan (8) en een dochter Carmen (4). Erna werkt fulltime als algemeen manager bij een touroperator. Woensdags werkt zij vanuit huis. Elke maand schrijft zij voor Mama’s over haar drukke bestaan.
‘Ik wil geen smeerkaas, ik wil smeerworst!’ Even wil ik boos worden, maar dat kost tijd. Ik smeer een nieuwe boterham zonder korsten met smeerworst en geef deze aan mijn zoon. Het broodje wordt direct weggehapt, terwijl ik de korstloze boterham smeerkaas zelf op eet.
We zijn op tijd, jubelt het door mijn hoofd als ik een half uur later de jassen pak. Carmen lacht mij charmant toe als ik haar oppak, terwijl ik mijn hoofd afwend. Ik ruik poep. Even overweeg ik op het kinderdagverblijf te zeggen dat het in de auto is gebeurd zodat de leidsters haar verschonen, maar ik wil haar niet in deze lucht te laten zitten. Het wordt een nieuwe luier. Tot aan haar nek toe zit mijn dochter onder de poep. Het is een wonder, dat haar witte kleertjes zo smetteloos zijn gebleven. Ik verschoon haar met omslachtige bewegingen om te voorkomen, dat ik een vieze veeg op mijn mantelpak krijg. De schrik van iedere moeder zijn de meest zichtbare souvenirs van het ouderschap: snot op je schouders of poep aan je mouw. Ik heb Carmen in recordsnelheid weer aangekleed en in haar maxi cosi gezet, terwijl Tristan bij de deur staat te popelen om naar buiten te stappen. Mijn tas gris ik van de grond en als laatste til ik de cosi op. Zo worstel ik mijzelf met volle armen door de deur naar de auto.
Buiten kijkt Tristan me aan met een grijns op zijn gezicht. Er ligt een plas water op de stoep. Tristan neemt een aanloop. Ik probeer hem te stoppen en verlies bijna mijn evenwicht. Met een luidkeels ‘Joeppiiiiiieeeeeee’ springt hij midden in het vieze water. Hij zit tot over zijn oren onder de modder, terwijl Carmen’s spierwitte kleertjes bruine stippen krijgen. Ook van mijn rok druipt de modder en ik voel de natte plekken in mijn panty’s verschijnen. Dit kan niet waar zijn. Ik grijp Tristan bij zijn arm en trek hem opnieuw in huis. Mopperend begin ik weer met aankleden. Formule 1 tempo nu: Carmen stapt vliegensvlug over van charmant wit naar dagelijks roze. Dan Tristan, die zich weer van de bekende kant zien en roept: ‘die trui wil ik niet, ik wil een rode aan.’
‘Kan niet, die is vies.’
‘Nee hoor, daar ligt hij.’ Hij wijst naar de stapel kleding naast de strijkplank. De rode trui wordt in recordtempo gestreken en over zijn hoofd getrokken. ‘En ik wil deze broek’, vervolgt Tristan rustig, wijzend naar een oranje trainingsbroek. ‘Dat vloekt’, roep ik weer terug. ‘Je krijgt een spijkerbroek aan.’ ‘Nee, die!’ is het antwoord en met zijn handen in zijn zij staat de peuter klaar voor elke discussie. Ik probeer nog de zwarte broek, maar geef hem snel toe aan het oranje exemplaar. Dan race ik naar mijn eigen kledingkast. Ik schiet een broek aan, grijp twee sokken uit een lade en spring in mijn schoenen. Het is laat, maar ik doe verwoede pogingen om het tijdverlies zo veel mogelijk goed te maken.
Even later gooi ik de kinderen binnen bij het kinderdagverblijf en na twee dikke afscheidszoenen spring ik weer de auto in, om binnen een kwartier vast te zitten in de file. De minuten flitsen voorbij, terwijl de file zich tergend langzaam in beweging zet. Ik bel mijn secretaresse en laat mij alvast excuseren bij mijn klant. De dag begon zo rustig, maar het gevoel van jakkeren en rennen overheerst weer en zorgt voor een vertrouwd stressgevoel, waar ik overigens perfect op schijn te werken. Ik geef me er aan over, zet de radio aan en zing de rest van de rit alle hits mee.
Als ik eindelijk het kantoorgebouw in ren, zie ik mijn klant al staan. Ik loop op hem af, en schud zijn hand. Hij pakt zijn tas op, die naast mij op de grond staat. Ik zie een glimlach verschijnen op zijn gezicht en kijk naar beneden. Mijn gelaatskleur verandert van stresswit naar diep schaamterood. In alle haast heb ik twee verschillende kleuren sokken aangetrokken.