door: Erna van ’t Westeinde.
Ik heb een lieve zus, maar over sommige items verschillen wij sterk van mening. Een van die onderwerpen is het houden van huisdieren. Mijn zus is van mening, dat je als kind niet zonder huisdier mag opgroeien. Mijn persoonlijk mening is, dat huisdieren erg leuk zijn, maar ook erg lastig als je werkt. Klaagde onze eigen moeder al over de hoeveelheid werk, die de kat en konijnen haar opleverde, ik onderschrijf die mening van harte en druk mijn kinderen continu op het hart hoe onpraktisch het hebben van huisdieren is. Het levert steeds dezelfde discussie op.
‘Mam, mag ik écht geen hond?’
‘Nee!’
‘Waarom dan niet?’
‘Een hond kost heel veel tijd, die moet je iedere dag uitlaten.’
‘Ja maar dat doe ik toch?’
‘Nee. De ervaring leert dat de hond uitlaten een klus voor papa en mama gaat worden. Het is niet handig.’
‘Mogen we dan een poes?’
‘Nee, ook niet.’
‘Waarom dan niet?’
‘Een poes moet ook worden verzorgd en je moet regelmatig de kattenbak verschonen.’
‘Maar dat doe ik dan toch?’
‘Nee, daar geloof ik niks van. De ervaring leert, dat moeders dat telkens moeten doen.’
‘Een konijn dan?’
‘Een konijn moet je ook verzorgen en het hok iedere week schoonmaken.’
‘Ook niet als ik het doe?’
‘Nee. De ervaring leert dat …’
En ga zo nog maar een aantal dieren door.
Mijn lieve zus volgt onze discussies al jaren en heeft uiteindelijk partij gekozen voor mijn kinderen. Zij heeft een huis vol dieren: honden, cavia’s, hamsters, papegaai, nog een papegaai, wandelende takken, diverse aquaria, twee heuse slangen en een paard. Die laatste wordt als enige niet in huis gehouden. Mijn zus vond, dat mijn kinderen niet zonder een eigen huisdier mochten opgroeien. Zelfs niet, nadat ik ruimschoot beargumenteerd had, dat het hebben van knuffeldieren wellicht ook als een soort huisdier kon worden beschouwd.
Op de laatste verjaardag van zoon Tristan, kwam mijn zus met een grote grijns en twee kleine bakken de kamer binnen. Voor zowel Tristan als zijn zusje Carmen, had ze een aquarium gekocht, met daarin twee guppen. Ze waren door het dolle heen, allebei. Dat moet ik toegeven. Ik had nooit vermoed dat vier guppen een dergelijk positief effect op mijn twee koters had. Tussen neus en lippen door informeerde ik snel naar het geslacht van de guppen. Mijn zus grijnsde. Ze had bewust vier vrouwelijke visjes gekocht. Uitbreiding van onze veestapel was voorlopig niet aan de orde. Ik was gerustgesteld.
De guppenbakken vonden hun weg naar de slaapkamers en het ging goed. De eerste paar weken dan. Iedere ochtend werden ze trouw gevoerd en de bakken schoonmaken werd een klusje, dat ze gezamenlijk met hun vader uitvoerden. Het ging goed tot de vierde week.
‘Mam!’ stormde Tristan van de trap naar beneden. ‘Mam, kom snel!’
Ik schrok, zou er iets met zijn zusje gebeurd zijn.
‘Mam, ik ben vader geworden!’
De schok werd er niet minder op. Zeker niet, toen hij me naar de vissenbak troonde en ik ontzet naar de grote hoeveelheid minivisjes keek. Dit kon niet waar zijn.
‘We moeten een nieuwe bak voor de kleintjes kopen, anders eten hun vader en moeder ze op!’, wist Tristan.
Ik dacht dat het twee moeders waren, maar dat maakte geen verschil. De groten en de kleintjes moesten gescheiden worden. Het was eens een kwestie van snelheid. Op de fiets sjeesden we naar de dierenwinkel, waar ik een half uur later met bak, steentjes, planten en speciaal babyguppenvoeding weer vandaan kwam. Met mijn kinderen met rode konen van opwinding naast me, stond ik even later in de keuken de gupjes van hun moeders te scheiden. Ze waren behoorlijk snel, die guppen op jonge leeftijd.
‘Achttien, negentien, twintig’, telde Tristan. Het waren twintig jonge visjes. We begonnen met vier en hadden nu vierentwintig guppen. Het werd nu pas echt leuk. Carmen stond er beteuterd bij te kijken en droomde iedere avond weg bij haar vissenkom. Het aantal guppen daar bleef steken op twee. Tot groot verdriet van mijn dochter, tot grote opluchting van mijzelf.
Nadat we van de schrik bekomen waren en mijn zus op haar eigen manier had gereageerd: “Goh, ze hadden in de winkel gegarandeerd dat het vier vrouwtjes waren. Nou ja, het zijn er gelukkig maar twintig, guppen kunnen wel veertig jongen krijgen per keer.” bestudeerde ik alle informatie over guppen, die ik op internet kon vinden. Ik werd er niet vrolijker van. Guppen vermenigvuldigen zich razendsnel en als ik de gemiddelden van de gelezen informatie neem, hebben we binnen een jaar ruim duizend vissen in huis.
Het noodlot besloot ons nog ietsjes verder te tarten. Na wederom een week of vier, kwam een huilende Carmen naar me toe. Eén van haar vissen lag op zijn rug op de bodem van de kom en reageerde niet meer. Ze was ontroostbaar.
‘Ik had ook al geen baby’s en nu is mijn grote vis dood!’ snikte ze aangedaan. We hebben de vis met veel respect en ceremonie door de wc gespoeld, naar zijn laatste rustplaats begeleid. Tristan had medelijden met zijn zusje en gaf haar drie van de inmiddels stevig gegroeide jonge visjes. En zo werd het vissenleed iets verzacht en had Carmen weer vier vissen in haar kom. Dacht ik.
‘Mam, kom snel!’ riep ze gisteren. ‘Kom snel kijken!’
Ik rende de trap op en mijn hart stond even stil, toen ze voor de guppenbak stond te juichen, met haar broer net zo enthousiast naast zich.
‘Kijk mam, ik ben ook moeder geworden!’
Nee hè! Tussen de vissen door, zwommen inderdaad piepkleine gupjes. Hoe snel zijn die dingen geslachtsrijp?
Het waren er slechts vier, deze keer. Wat onze totale vissenstand weer bracht op zevenentwintig! Mijn zus werd direct op de hoogte gebracht over het grote nieuws en reageerde verrukt. Vanmorgen belde ze me opnieuw met de vraag of de kinderen al wisten, welk cadeau ze voor hun volgende verjaardag wilden hebben. Ze vond dat we best al toe waren aan een wat “gevorderd” huisdier en opperde iets over konijnen.
De schrik sloeg om mijn hart. Hebben konijnen niet het imago zich razendsnel te vermenigvuldigen?